Een nieuwe taal leren: dit is waarom regels leren onvoldoende is

Op vakantie vind ik het altijd leuk om te proberen in de taal van het land te praten. Frans vind ik moeilijk, dus op de camping kon ik dit jaar niet meer dan de oudere eigenaren een keurig ‘bonjour’ wensen. De eigenaren reageerden altijd vriendelijk en groetten terug, waardoor ik het gevoel had dat ik zowat vloeiend Frans sprak.

Twijfels

Op een ochtend hoorde ik een jongetje ‘salut’ tegen de eigenaar roepen. En toen ging ik twijfelen. Natuurlijk wist ik nog wel van lang geleden op school dat salut en bonjour allebei manieren zijn om iemand te begroeten. Zou ik professioneler klinken als ik ook salut zou zeggen? Of was het misschien meer een woord voor jongeren? Zouden de Fransen hun wenkbrauwen fronsen als ik, toerist, een joviaal salut zou roepen? Ik wist niet of ik het wilde proberen, want het voelde niet goed.

Leren van anderen

Grammatica en woordenschat kun je leren. Maar op een gegeven moment gaat ook gevoel meespelen bij taal en dat is veel moeilijker te leren. In de training Professioneel Nederlands voor Anderstaligen komt altijd als vanzelf het verschil tussen de aanspreekvormen ‘u’ en ‘jij’ aan de orde. Iedereen heeft hier regels voor geleerd, maar uiteindelijk gaan die niet altijd op en komt het neer op gevoel. Dat gevoel krijg je door bewust af te stemmen op je gesprekspartner en te luisteren op je werk: wat doen collega’s?

Synoniemen leren

Gevoel speelt ook een rol als je een woord wilt versterken of een nuance wilt aanbrengen. Zo’n versterking of nuance maakt je tekst professioneler. Denk bijvoorbeeld aan alle synoniemen die bestaan voor praten: kletsen, overleggen, babbelen, zich uiten, keuvelen, bespreken, klessebessen, lullen, betogen, oreren en ga zo maar door. Welk woord kies jij als je met je collega’s wilt praten over een belangrijke beslissing?

Op de camping heb ik het uiteindelijk bij bonjour gehouden. Ik vond het een veilig woord. Misschien dat de Fransen me dan niet voor talenwonder hebben gehouden, maar in ieder geval tegen elkaar hebben gezegd: ‘Wat keuvelt ze leuk.’